Twee vlinders,
de één zó dartel en vrij,
de ander al enigszins gekreukt.
Samen cirkelen ze in het lichte blauw,
hun oneindige blauw,
op zoek naar elkaar,
misschien.
In kleine cirkels,
trillend van lichte blijheid,
dichterbij,
steeds dichter,
bij....elkaar.
Hartstocht, léven
mijn drang is groot.
Maar groter mijn depressie
en
voor ik het weet,
is het grootste deel verslonden.
Mij resten enkel de kruimels.
Maar hoe kan ik zelfs deze
verzamelen,
als ik weet dat 'hij'
daar is.
'Hij' wenkt en gluurt
en ik,
ik doe of ik 'hem'