Boedapest heeft een groot aantal gerenommeerde koffiehuizen en als we de eigen geschiedenis van deze drinklokalen mogen geloven, werden zij rond 1900 allen bevolkt door beroemde schrijvers, kunstenaars en intellectuelen. Vooral mannen. Met ongeveer 500 grote koffiehuizen die de stad toen telde, moeten er wel erg veel eigenwijze koffiedrinkers zijn geweest in Boedapest.
Maar dichter bij de waarheid was de gewoonte dat er vroeger thuis geen koffie gedronken werd, en de snelle toename van verslaving aan cafeïne, het ontstaan van grote koffiehuizen heeft bevorderd. En hier kocht je ook je rookartikelen, een andere aangename vriend om je te plezieren. Daarom zijn de etablissementen in Boedapest, maar ook in steden als Wenen en Praag mede zo groot geworden.
Uiteraard willen we ook geloven dat de gesprekken tijdens het drinken en roken van de mannen alsmaar over kunst, cultuur en literatuur gingen, zeker als er ook interessante koffiedrinksters in de buurt waren.
De oudste koffiehuizen in Boedapest hangen heden ten dage vol foto’s met schrijvers, artiesten en andere idolen, die hier hun vaste stamtafel plachten te hebben. Merkwaardig genoeg alleen foto’s van mannelijke kunstenaars. Allemaal pas opgehangen trouwens, ver na hun dood om de latere bezoekers de illusie te geven even in de buurt te komen van de grote kunstenaar en dat je je misschien zelf even een dichter of artiest waant als je hier je koffie drinkt.
Want dat ongekende verlangen naar het bestaan van de kunstzinnige bohemien blijft maar knagen zolang je er zelf niet één bent.
Één van de meest gerenommeerde koffiehuizen in Budapest is het New York Kávéház van de architect Alajos Hauszmann. Hij ontwierp het gebouw voor The New York Insurance Compagny in 1890 met op de begane grond een Grandcafé, dat direct bevolkt werd door Hongaarse schrijvers en dichters, die hier dag en nacht konden verblijven. Het verhaal gaat zelfs dat de eigenaar de sleutel in de Donau heeft gegooid om zo de schrijvers 24 uur per dag tegemoet te komen.
Met zovele schrijvers krijg je vanzelfsprekend ook eens zovele verhalen. Maar het koffiehuis zal ook wel andere spiritualiën verkocht hebben, anders was het misschien niet decennia lang een belangrijk centrum geweest van kunst en cultuur.
Als je nu het prachtige barokke interieur van dit beroemde koffiehuis wil bezoeken tref je geen enkele schrijver meer aan. Er staat een lange rij toeristen, zelfs buiten al, meer dan een half uur te wachten op entree. Maar ben je eenmaal binnen in het mooiste café ter wereld geef je dan de tijd om je nek te verrekken voor al het moois om je heen. Gelukkig is de bediening zoals in alle Hongaarse horeca erg professioneel maar reken toch meer op commercie dan op culturele verheffing.
De run naar koffie rond 1900 lijkt zich een eeuw later vooral in Nederland weer te herhalen. De groei van barista’s, coffee corners, coffees to go, koffies voor af en toe en eco koffietenten naast de nog traditionele koffiehuizen is enorm en het aantal plekken om koffie te drinken overtreft in sommige straten het aantal gewone winkels. Elke stad lijkt wel addicted to cafeïne terwijl iedereen thuis ook al een schitterend koffiezetapparaat heeft staan. En in de medicijnkastjes is het potje met de cafeïnepillen ook al gesignaleerd naast andere verslavingstabletten.
Naast de toenemende behoefte om je vrienden en kennissen buitenshuis te ontmoeten, zie je ook steeds vaker dat het koffiehuis als verlengstuk gebruikt wordt van de werk- en studieplek van mensen. Zo ontstaan er gezellige koffiehuisvriendschappen naast eenzame werkers met een laptop op tafel. De laatste categorie is eerder een gebruiker van de ruimte dan van de koffie en dit kan tot spanningen leiden in de gastvrijheid van een enkele horecaondernemer.
De vroegere kunstenaars waarmee de oude koffiehuizen zich graag afficheren komen nu op een heel andere manier de jonge coffee corners binnen gewandeld. In Nederland zie ik geen koffiezaakje meer zonder de werken van één van de plaatselijke artiesten aan de muur. Eigentijdse producties, vast uit wens van de maker om ook een gekend kunstenaar te willen zijn, maar vaak getuigend van het ontbreken van enig historisch kunstzinnig gedachtengoed en nog erger soms van het hebben van enige techniek. Misschien wel erg hard aan gewerkt maar zweet telt niet in de Kunst.
En ik verwonder mij ook over de kritiekloosheid van de horeca eigenaar, die elke uiting op een rechthoekig velletje al als kunst ervaart. Bevorderen van de geestelijke hygiëne van je klanten is helaas geen vereiste voor het behalen van een horeca diploma.
De koffie moet wel heel erg goed zijn of het gastheerschap ongekend vriendelijk, wil ik mij over deze ergernis heen kunnen zetten.
Een lege muur wordt door de horeca als horror vacui ervaren, maar is mij toch liever dan al die overbodige matige kunst.
Hoe anders is het weer in een klein koffiehuis in Vác, een stadje langs de Donau, ten noorden van Boedapest. Bij een tafeltje voor één persoon, met je rug naar de verdere entourage en je uitzicht op een kale muur, zijn tafel en stoel zo geplaatst, dat je slechts geconfronteerd word met je eigen eenzaamheid.
Daar kon het geweldige aanbod van taartjes, een normaal fenomeen in Hongarije, niets aan af doen. Totaal geïsoleerd in een kaal hoekje met een koffie en een taartje, zo wil je in het openbaar ook niet gepositioneerd worden.
Koffie moet de mens verbroederen en niet nodeloos verder isoleren.
Hans Olijerhoek
Terms & Conditions
Subscribe
Report
My comments