Zaterdag in Nederland is voor mij ‘marktdag’. Op een andere dag heeft de markt nauwelijks aantrekkingskracht. Dan pas krijg ik het gevoel aan verdiende rust en dat begint al om half acht s’morgens. Vaste marktvrienden, die ik de rest van de week helaas nauwelijks zie, schuiven dan al op dit tijdstip aan op ons favoriete terras, voor koffie en een heerlijke meestal literaire of academische ’small talk’.
Maar de markt is wel aan het veranderen en misschien wel ten goede. Een groot aanbod uit allerlei windstreken, vaak geïntroduceerd door nieuwe Nederlanders, die de boer die zich in ons allen bevindt nu wel laat eten wat zijn maag niet kent.
Maar groente en fruit beginnen er wel erg uniform uit te zien; keurig uitgestald en opgepoetst dat wel. De rotte appel lijkt definitief verdwenen.
De kramen heb ik in de loop van tien jaar groter en groter zien worden en nu zijn het zelfs complete kraamauto’s, die elke marktdag hun waar in enkele handelingen naar buiten persen. Alles gaat steeds efficiënter en gesmeerder en er komt steeds meer jeugd met een bijbaantje achter de toonbank. Het persoonlijke is daardoor een beetje aan het verdwijnen.
Zo niet hier in Boedapest. Op enkele vierkante meters, soms zelfs maar één, ligt een weliswaar niet uitgebreide maar toch voldoende keuze uit groente, fruit en kaas en hetgeen je niet in Nederland ziet, door hen zelf gerookte hammen en worsten op de stalletjes. Zeer kleinschalig en gezien het rommelige karakter beslist uit eigen tuin en slachterij. Van nature bio zou ik zeggen zonder dat zij dit van de toren schreeuwen. Hier maak je nog een gemoedelijk babbeltje met de verkopers, als je het Hongaars beheerst natuurlijk, terwijl anderen rustig staan te wachten. Veel proeven mag en tijd kost nog geen geld.
Maar het grootste verschil met Nederland zit hem in de mensen achter de waren. Je moet je niet verbazen dat er een oud uitziend mannetje of vrouwtje staat bij enkele bossen narcissen of hun zelf geoogste zakjes met variaties aan bonen.
Achter oude kleedjes en zeiltjes, met daarop een verroest weegschaaltje, staat iedereen gebroederlijk door elkaar.
Met een Nederlandse achtergrond denk je dan al snel aan mogelijke noodzaak uit armoede.
Bij een tafel met zelfgemaakte borduurwerkjes wordt mijn vrouw Zsuzsa vertederd door de combinatie van zuiverheid van handel en ouderdom van het oudje. Omdat wij, vanuit de Hongaarse familie geschonken, al zoveel hiervan bezitten, kopen we niets maar stopt Zsuzsanna haar spontaan en liefdevol een bedrag aan forinten toe, waarop de verkoopster niet geheel door ons verwacht in huilen uitbarst.
’Ik bedel hier niet mevrouw’, zegt het nu gebroken oudje. Ik verkoop hier de lakens die ik zelf afgelopen winter geborduurd heb“. Wij moeten vooral niet denken dat zij op een aalmoes uit is; ze is erg trots op haar handenarbeid en wil beslist zonder tegenprestatie geen geld van ons aannemen.
Dus kopen we toch weer wat om haar, blijkbaar door ons veroorzaakte leed, te verzachten. Een beetje beschaamd wel lopen we verder.
De ‘oude’ mensen op de Hongaarse markt blijken ook vaak van onze leeftijd te zijn, zij werken dus net als wij, na hun pensioen gewoon door. Maar van altijd op de markt staan in een landklimaat veroudert de huid blijkbaar sneller en blijken de oudjes vaak jonger te zijn dan je denkt.
De koffie hier op een terrasje, smaakt zonder aanwezigheid van mijn zaterdagvrienden ook al anders helaas.
Maar in Boedapest moet je voor de koffie en de vriendschappen niet naar het terras maar naar haar beroemde koffiehuizen.
Thuis werd voorheen geen koffie gedronken vandaar het grote aantal etablissementen buiten de deur. Daar ga ik de komende tijd vaker vertoeven om wat dichter bij de Hongaarse cultuur te geraken.
Terms & Conditions
Subscribe
Report
My comments