Hollanders Versus Hongaren: zoek de verschillen deel 3

Wederom trek ik wat vergelijkingen tussen Hongaren en Hollanders, het betreft deze keer de alledaagse werkelijkheid. Vaak komen culturele en mentale verschillen in de alledaagse communicatie en handelingen aan de oppervlakte. Soms hebben we deze niet eens in de gaten, maar ze zijn er wel degelijk! Lees maar eens verder.

  1. Hoe wordt er in een winkel aan een Hongaarse kassa afgerekend?

Als 15-jarige kreeg je als doza – donderdag/zaterdaghulp – bij het inmiddels ter ziele gegane Vroom & Dreesmann eerst een cursusje hoe je met de klant afrekent. In volgorde: klant komt bij de kassa met bijvoorbeeld een potje Nivea crème. Als kassahulp kijk je de klant in het gezicht, groet hem of haar vervolgens en daarna tik je het af te rekenen bedrag op de kassa. In de bakkerij vraag je nog ’anders nog iets?’ Stel dat het potje crème 2 gulden en 85 cent kost. Klant betaalt met een briefje van 10. Dit briefje wordt door de kassahulp aangenomen en zichtbaar op de kassa gelegd. Teruggave van het wisselgeld gaat als volgt: Alstublieft Meneer/Mevrouw, 15 cent maakt 3 gulden en twee gulden maakt 5 en nog een briefje van 5 maakt 10. In deze volgorde wordt het geld op het daartoe bestemde toonbankschoteltje gelegd behalve als de klant zijn hand opengevouwen ophoudt. In dit geval geeft de kassahulp het wisselgeld in de hand terug. Als laatste plaatst de kassahulp het briefje van 10 in het daartoe bestemde kassavakje en sluit de kassalade. In Nederland heb ik gelukkig nog wel eens winkelervaringen die aan bovengenoemde standaard voldoen, in Hongarije amper. Niet zelden kom ik de volgende handelswijze tegen: kassahulp – ok, of cassière – neemt het tientje van de klant aan, stopt het meteen in de kassalade en kijkt de klant niet in zijn gezicht aan. Een ’goedendag’ kan er overigens meestal bij melding  van de klant aan de kassa nog wel vanaf, gelukkig maar. De wisselgeldteruggave kan echter een groot probleem opleveren. Meestal werpt de kassahulp een blik op de kassa en ziet dat er 7 gulden 15 cent moet worden teruggegeven. In het Hongaarse geval  7 Forint en 15 fillér natuurlijk. Ja, ja wist U dat er 100 Fillér in één Forint gaan? Reeds lang afgeschaft die Fillér natuurlijk, de inflatie heeft ook in Hongarije zijn sporen achter gelaten. Anyway, die 7 gulden 15 cent wordt uit de kassalade gegraaid en als één pakketje op het toonbankschoteltje gelegd of als een propje in des klants handen gedouwd. Als je mazzel hebt murmelt de kassahulp bijna onverstaanbaar het bedrag van 7 gulden 15 nog als afsluiting. Een ’tot ziens’ kan er gelukkig nog wel vaak af, vooral als de klant als eerste vaarwel zegt. Hoofdrekenen meneer Sonneberg! Inderdaad, dat is vaak het probleem, kinderen en adolescenten kunnen niet meer in een fractie van een seconde 2,85 van 10 aftrekken. Daar hebben we tegenwoordig toch onze I-phone voor, wat zullen we nu beleven! Maar het is nog erger: dat aftrekken is al geen sinecure, maar het oorspronkelijke afrekenbedrag van 2,85 is ook al niet meer ’top of mind’ bij de cassière

Waar zijn de goede oude communistische tijden gebleven. In de zeventiger jaren van de vorige eeuw ging het het er in één van de schaarse warenhuizen heel anders aan toe. De aan te schaffen waar werd eerst door een wat oudere mevrouw kameradin aangenomen. Die gaf het door aan kameradin 2 die de prijs hardop meedeelde aan kameradin de caissière, kameradin nummer 3 dus. Met deze kameradin werd ook afgerekend waarop kameradin 4 de aangeschafte waar in een tasje deed. Portier kameraad 5 knikte je bij het verlaten van het pand als het enigszins meezat nog vriendelijk toe, maar bleef op zijn kruk naast de uitgang zitten. De asbak voor zijn Kossuth-sigaret – bah, wat stonken die zeg – bevond zich namelijk naast zijn kruk en daarom kon hij natuurlijk in geen geval zijn zitplaats verlaten. Mooie, ouwe, rooie tijden, werkloosheid was er niet en van kameraad President János Kádár mocht veel, zelfs de boormachine uit de fabriek mee naar huis nemen. Dat was immers altijd nog beter dan dat die boormachine in de handen van de westerse imperialisten zou komen. Kádár formuleerde het zo: wie niet tegen mij is, is voor mij. Daar heeft Viktor Orbán nog nooit van gehoord. Aan de andere kant is Orbán geen moordenaar en landverrader, zoals die rampzalige Kádár wel was. In de – social – media wordt tegenwoordig regelmatig een vergelijking getrokken tussen Kádár en Orbán waarbij de eerste er dan nog beter afkomt ook. Dit getuigt van een onvoorstelbaar gebrek aan feitenkennis en gevoel voor historische context, sterker nog het getuigt van pogingen de geschiedenis te herschrijven op een misdadige manier. Zo is het toevallig ook nog eenkeer!

 

  1. Hoe gedragen Hollanders en Hongaren zich op de roltrap

Dit lijkt een extreem triviaal onderwerp, maar ik verzeker U hier zit meer achter. Inmiddels stikt het in Hongarije ook van de ’shopping malls’ dus aan roltrappen geen gebrek. In de communistische tijd bestonden er in ’Magyarorzág’ alleen roltrappen in de diverse metrostations in Budapest, maar die tijd ligt al ver achter ons. Overigens zijn die Metrorolrappen nog steeds zeer angstaanjagend voor degene die last heeft van hoogtevrees, afdalen naar de metrotunnel is dan een nachtmerrie. Als prelude: in Engeland is het netjes in de rij staan – het zogenaamde queuing – voor bijvoorbeeld de streekbus een onderdeel van de nationale cultuur en dit geldt tevens voor het ’roltrapgedrag’ van de Britten. De meeste Britten staan als ze geen haast hebben niet op het midden van de vervoersstrip met beide handen aan de roltrapband, maar nemen netjes plaats aan de zijkant. Op deze manier kunnen de zich haastende toeristen/zakenlieden zich sneller verplaatsen, men houdt netjes rekening met elkaar. Dit gedrag kom ik zo nu en dan ook nog wel eens in Nederland tegen, overigens steeds minder. Helaas moet ik constateren dat de roltrappen vaak volgepakt staan met allerhande tattoo-tokkies en – laat ik zeggen – niet helemaal geïntegreerde mede-(Neder)landers. Natuurlijk is dit voor een deel ouwe lullenpraat van mijn zijde, wat me echter echt stoort is dat mensen elkaar onderling niet meer aanspreken op horkerig gedrag. Volgens mij helpen daar detectie- en controlepoortjes bij stations weinig tegen, het wordt er alleen maar grimmiger van. En in Hongarije? Daar staat vrijwel iedereen stil op de roltrap, bovendien wordt de weg voor de zich haastende persoon per definitie versperd. Achterom gekeken wordt er natuurlijk nooit wat inhoudt dat ik op een gemiddelde roltrap in Magyarenland één roltrap op minimaal 4 keer ’sorry’ moet uitspreken om vrij baan te krijgen. Stilstaan op een roltrap? Heb ik nog nooit gedaan! Zo nu en dan word je nog wel in de nek aangekeken omdat je gedrag als brutaal en abnormaal wordt beschouwd. Immers, op een roltrap ben je toch een standbeeld! Ik wil niet zover gaan dat het Hongaarse roltrapgedrag de gemiddelde Hongaarse mentaliteit weerspiegelt, maar het geeft wel te denken. Bovendien, als iemand met een winkelwagen naar boven of beneden wil is het helemaal een gotspe als je durft te vragen of je er langs mag. Als het erg druk is in een ’shopping mall’ neem ik meestal de trappen en weet U wie ik daar tegen kom? Geen hond! Ja, ja, ik weet al wat u wilt vragen, wat doe je eigenlijk überhaupt in een shopping mall? Tja, daar heb ik geen goede smoes voor, ik heb ook mijn zwakheden. Hongaren laten zich – dat is mijn conclusie – graag vervoeren, in hun genen bevinden zich nog oud-communistische elementen die onmiskenbaar wijzen op de verzorgende functie van kameraad ‘vadertje staat’. Maar dat vadertje heeft al lang zijn laatste adem uitgeblazen, dus ik zou zeggen: Move Magyaren!

  1. Hoe gedragen Hollanders en Hongaren zich in het café of in de kroeg?

Voordat ik inhoudelijk inga op dit onderwerp wil ik graag nog de categorieën voor de bril krijgen. Ten eerste hebben we het over de dorpskroeg/bruin café, dan de drinkbar/sjieker café en als laatste de disco/dansgelegenheid. Het gaat dus om gelegenheden die niet serieus ’food’ severen.

De dorpskroeg/bruin café. In Nederland is een dorpskroeg – helaas – al een beetje uit het straatbeeld verdwenen, als het bestaat is komt het al snel in de buurt van het bruine café zou ik zeggen. ’Gezelligheid’ is De uitdrukking die je kunt hanteren voor een bruin café en deze is nog steeds niet goed te vertalen. Klanten staan veelal aan de bar, er worden moppen getapt, het levenslied klinkt vaak op de achtergrond en de eventueel aanwezige Franse biljarttafel staat er keurig bij. Een goed café heeft aan de onderrand van de bar een opstaande houten of stalen richel waarop je met één voet lekker kunt leunen. Met een beetje geluk klinkt tegen sluitingstijd het nummer ’de hoogste tijd’ van André Hazes, behalve in Rotterdam natuurlijk….In Hongarije is er geen sprake van een bruin café, helaas is een dorps- of wijkcafé veelal het domein van de zelfkant van de samenleving. Ok, niet overal, maar echt gezellige volkskroegjes ben ik nog niet veel tegengekomen in Hongarije. Je kunt er trouwens wel geregeld keihard lachen, de scherpe en cynische humor is van een hoog niveau. In de communistische tijd was de humor van een nog hoger niveau, want je had altijd de kans dat een partijverklikker aan de hoek van de bar stond die je graag verlinkte bij de lokale partijsecretaris. De grappen moesten dan ook zo verpakt worden dat de verklikker de ’pointe’ niet of verkeerd zou begrijpen. Een vorm van humor op zich die zeer verfijd is. En ja, verfijning was er bij de meeste verklikkers niet bij, deze lieden waren de lelijke uiting van de zogenaamde idealen van de communistische partij.

Drinkbar/sjieker café. In Nederland wordt het consumeren van vloeibare artikelen meestal gecombineerd met ’food’, echte alleenstaande drinkgelegenheden zijn een beetje uit het straatbeeld verdwenen op een paar cocktailbars na dan misschien. In een Grand Café wordt altijd een menukaart bijgevoegd met de meest Frans klinkende gerechtjes. Overigens echte Grand Café’s zijn in Holland nauwelijks te vinden, de meeste concepten zijn ’bedacht’ , een oud Grand Café bouquet zul je zelden aantreffen. Ja, misschien beneden de grote rivieren, in de rest van Calvinistisch Nederland is het muizen geblazen. Voor een echte Grand Café ’feeling’ moet je toch de Nederlandse zuidgrens overtrekken. In het Parijs van het oosten, Boedapest genaamd is er historisch wel een Grand Café cultuur maar de communisten hebben deze ’bourgeois’ cultuur definitief de nek proberen om te draaien. Niet helemaal gelukt, in het huidige Boedapest zijn er nog historische locaties te vinden die aan de ’good old’ Monarchistische tijd herinneren. Grand Café ’New York’ is daarvan natuurlijk de kroon maar wordt naar mijn smaak teveel bevolkt door Aziatische toeristen. Bovendien is de prijs/kwaliteitsverhouding danig uit balans, zo gaat dat in een metropool die wordt overstroomd door toeristen uit alle windstreken. Interessant om nog te vermelden is dat de Hollander het in een bar gezellig vindt om aan de toog te staan en daar vrij te ouwehoeren. Als je in Hongarije een uitspanning inloopt met een groepje Magyaren nemen deze meteen plaats aan een tafel. Men loopt nooit naar de bar. Regelmatig heb ik meegemaakt dat ik werd weggebonjourd toen ik mijn elleboog op een bar plantte. Wat doet U nu meneer? De bar gebruik ik voor mijn werk, daar legt de barman zijn bestellingen op, het is niet de bedoeling dat U daar een drankje nuttigt hoor! Dan maar weer terug naar mijn Hongaarse gezelschap dat meestal op gedempte toon met elkaar converseert, Gezellig, hè……Luidruchtigheid in de kroeg is niet des Hongaars – in tegenstelling tot den Hollander – behalve als er drank is in de man. Inderdaad, dan is de wijsheid in de kan en komt de vrolijke Hongaar te voorschijn. Of de dieptrieste Magyar natuurlijk die verder tranen tuitend de avond doorbrengt. ’Sírva vigad a Magyar’ is een gevleugelde Hongaarse uitspraak die zoveel betekent dat de Hongaar feestviert met een traan. Dit is – mijn excuses – een slechte vertaling net zoals er voor ’gezelligheid’ geen goede vertaling bestaat.

Als laatste de disco/dansgelegenheid. Wegens mijn ver gevorderde leeftijd frequenteer ik deze plaatsen niet meer op zeer geregelde basis. Vooral in Boedapest is de dansscene al aardig op weg richting het niveau van West-Europa, mede door de niet aflatende stroom van jonge partyanimals uit de Benelux, Duitsland, Engeland etc. De Ryan air’s van deze wereld hebben hier overigens flink aan bijgedragen, voor 2 kwartjes boek je een vliegtuigstoel vanuit bijvoorbeeld Dortmund waaruit Houdini zichzelf nog niet zou kunnen bevrijden. ’Who cares’? Binnen 2 uur ben je op plaats van bestemming. Het gedrag van de Hongaarse en buitenlandse partyanimals lijkt volgens mij erg op elkaar, hier zijn toch niet echt verschillen te constateren. Ok, voor de Hongaar is een bezoek aan een hippe danstent toch iets meer ’showing-off’ dan voor die Engelse roodharige jongens uit Manchester die met hun immer aangeheven clublied zelfs boven de harde ’dancedreun’ uit kunnen komen. Of ze daarmee een Hongaarse ’chick’ aan de haak kunnen slaan? Zo niet, dan maar weer de favoriete song ten gehore brengen:

’WILL GRIGG’S ON FIRE, YOUR DEFENCE IS TERRIFIED, SAID WILL GRIGG’S ON FIRE, YOUR DEFENCE IS TERRIFIED NA,NA,NA,NA,NA,NA,NA,NA,NA,NA,NA,NA,NA,NA,NA,NA,NA,NA,NA,NA,NA,NA,NA,NA

Ps Kijk maar eens op Youtube. Overigens is de songtekst bedacht door Noord-Ieren, maar ja dat zijn toch ook nog altijd Britten, of niet? Maar voor hoelang?

Geschreven door : András Csengő

1000 Characters left