Afrekenen aan een Hongaarse kassa blijft een wonderlijke ervaring

Afrekenen aan een Hongaarse kassa blijft een wonderlijke ervaring

(foto boven, Skála warenhuis in Boedapest, geopend in 1976, al weer 45 jaar geleden….)

Als 15-jarige kreeg je als doza – donderdag/zaterdaghulp – bij het inmiddels ter ziele gegane Vroom & Dreesmann eerst een cursusje hoe je met de klant afrekent. In volgorde: klant komt bij de kassa met bijvoorbeeld een potje Nivea crème. Als kassahulp kijk je de klant in het gezicht, groet hem of haar vervolgens en daarna tik je het af te rekenen bedrag op de kassa. In de bakkerij sluit je af met: ’anders nog iets?’ Stel dat het potje crème 2 gulden en 85 cent kost. Klant betaalt met een briefje van 10. Dit briefje wordt door de kassahulp aangenomen en zichtbaar op de kassa gelegd. Teruggave van het wisselgeld gaat als volgt: alstublieft Meneer/Mevrouw, 15 cent maakt 3 gulden en twee gulden maakt 5 en nog een briefje van 5 maakt 10. In deze volgorde wordt het geld op het daartoe bestemde toonbankschoteltje gelegd, behalve als de klant zijn hand opengevouwen houdt. In dit geval geeft de kassahulp het wisselgeld in de hand terug. Als laatste plaatst de kassahulp het briefje van 10 in het daartoe bestemde kassavakje en sluit de kassalade.

In Nederland heb ik gelukkig nog wel eens winkelervaringen – maar ook al veel minder –  die aan bovengenoemde standaard voldoen, in Hongarije amper. Niet zelden kom ik de volgende handelswijze tegen: kassahulp – ok, of cassière – neemt het tientje van de klant aan, stopt het meteen in de kassalade en kijkt de klant niet aan. Een ’goedendag’ kan er overigens meestal nog wel vanaf, gelukkig maar. De wisselgeldteruggave kan echter een groot probleem opleveren. Meestal werpt de kassahulp een blik op de kassa en ziet dat er 7 gulden 15 cent moet worden teruggegeven. In het Hongaarse geval 7 Forint en 15 fillér natuurlijk. Ja, ja wist U dat er 100 Fillér in één Forint gaan? Reeds lang afgeschaft die Fillér natuurlijk, de inflatie heeft ook in Hongarije zijn sporen nagelaten. Anyway, die 7 gulden 15 cent wordt uit de kassalade gegraaid en als één pakketje op het toonbankschoteltje gelegd of als een propje in des klants handen gedouwd. De bankbiljetten worden gewoon om de muntjes ‘heengefrommeld’.

Als je mazzel hebt murmelt de kassahulp bijna onverstaanbaar het bedrag van 7 gulden 15 nog als afsluiting. Een ’tot ziens’ kan er gelukkig nog wel vaak af, vooral als de klant als eerste vaarwel zegt. Hoofdrekenen meneer Sonneberg! Inderdaad, dat is vaak het probleem, kinderen en adolescenten kunnen niet meer in een fractie van een seconde 2,85 van 10 aftrekken. Daar hebben we tegenwoordig toch onze I-phone voor, wat zullen we nu beleven! Maar het is nog erger: dat aftrekken is al geen sinecure, maar het oorspronkelijke afrekenbedrag van 2,85 is ook al niet meer ’top of mind’ bij de cassière.

Waar zijn de goede oude communistische tijden gebleven? In de zeventiger jaren van de vorige eeuw ging het er in één van de schaarse warenhuizen heel anders aan toe. De aan te schaffen waar werd eerst door een wat oudere mevrouw kameradin aangenomen. Die gaf het door aan kameradin 2 die de prijs hardop meedeelde aan de caissière, kameradin nummer 3 dus. Met deze kameradin werd ook afgerekend waarop kameradin 4 de aangeschafte waar in een paar tassen deponeerde. Portier kameraad 5 knikte je bij het verlaten van het pand als het enigszins meezat nog vriendelijk toe, maar bleef op zijn kruk naast de uitgang zitten. De asbak voor zijn Kossuth-sigaret – bah, wat stonken die zeg – bevond zich namelijk naast zijn kruk en daarom kon hij natuurlijk in geen geval zijn zitplaats verlaten. Gevolg was dat je de zware winkeldeur met kunst- en vliegwerk moest proberen op een kier te krijgen. Waarna de voet tussen de deur kon worden gezet en je eindelijk het pand kon verlaten.

Mooie, ouwe, rooie tijden, werkloosheid was er niet en van kameraad János Kádár mocht veel, zelfs de boormachine uit de fabriek mee naar huis nemen. Dat was immers altijd nog beter dan dat die boormachine in de handen van de westerse imperialisten zou komen. Kádár formuleerde het zo: wie niet tegen mij is, is voor mij (en voor de rest regel je het maar voor jezelf en je familie, ik kijk wel de andere kant op…..)Daar maakte ene George W. Bush van: wie niet voor ons is, is tegen ons. Dat was vlak na 9/11 en dat hebben we geweten! Een totale mislukte Irakoorlog was het resultaat en de massavernietigingwapens waren in geen velden of wegen te bekennen.

Dat zijn veel winkels tegenwoordig ook al niet meer, de inschatting is dat alleen al in Nederland 1/3 van het totale fysieke winkelbestand als gevolg van de Coronapandemie zal verdwijnen. Geen probleem, we kopen ons nu toch al ongans via internetwinkels, lekker makkelijk. Bovendien zijn daarmee alle wisselgeldperikelen aan de kassa ook als sneeuw voor de zon verdwenen. Maar vergeet niet, door dat ’makkelijke’ massale inkopen via Uw computerscherm dreigt nog wat anders als sneeuw voor de zon te verdwijnen. Dat zijn namelijk Uw digitale moneten die in het digitale kassalaatje terechtkomen van Amazon, of erger nog het Chinese Ali Baba…..